W.E Vine, Expository Commentary on Isaiah, [1997], 190 vs 11 In verse 11 the prophecy returns to the guilty ones who were threatened in verses 1 to 7. They forsook the Lord, were unmindful of His worship, substituting for it idolatrous feasts. Two objects of their veneration are mentioned, Fortune and Destiny (R.V.). They prepared a table for the one and filled up mixed wine for the other. The reference is rather to the spreading of cushions upon which the images of the gods were placed during the feasts in their honor. Accordingly the Lord declares that He will "destine" them (the word rendered "number" in the A.V. is associated in idea with that rendered "Destiny") to the sword, and as they bowed down to their images so they would bow down to the slaughter.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar gij verlaters des HEEREN, [44]gij vergeters van den berg Mijner heiligheid, gij [45]aanrichters ener tafel voor die [46]bende, en [47]gij opvullers des dranks [48]voor dat getal! 44. Of, gijlieden, die mijn heiligen berg vergeet, dat is mijn tempel en den waren godsdienst, die in mijn tempel behoorde geoefend te worden. Hij spreekt de ongelovige Joden aan. Zie Rom.10:21; zie ook Ps.106:21. 45. De zin is: Nadat gij uw afgodisch offer verricht heb, zo zet gij u aan de tafel en eet van zulke offeranden. 46. Het Hebreeuwse woord betekent ene bende, een troep, een hoop, of heir; zie Gen.30:11; enigen verstaan hier het heir des hemels, de zon, de maan en de sterren; vergelijk Jer.7:18, en Jer.8:2, en Jer.19:13. Anderen houden het woord Gad in den tekst, en verstaan daardoor de een Jupiter, de ander Mars, andere de fortuin, anderen de zon, anderen de ganse bende der valse goden. 47. Of, gij vermengers; gelijk Spreuk.23:30. 48. Dat is, ter ere der sterren, die in groten getale zijn. Hebreeuws, lameni. Dit behouden sommigen in den tekst, afsof het de naam van enigen afgod ware. Anderen nemen het voor een zeker getal van sterren bij elkander, en zetten het over: voorzoveel als men tellen kan; te weten aan zoveel afgoden als men zou kunnen tellen; dat is aan een zeer groot getal. Sommigen verstaan door dit woord de maan.
Ds. F. Colenbrander, De profeet Jesaja II, [1955], 100 vs 11b Het laatste deel van dit vers luidt in de nieuwe vertaling: "die voor Gad een tafel aanricht, voor Meni den mengdrank schenkt". Gad en Meni waren in dien tijd algemeen vereerde goden van het geluk of het lot. Blijkbaar had het afvallige deel van Israël aan de verering van die afgoden meegedaan. "Het aanrichten van eentafel" ziet op het brengen van spijsoffers en het "opvullen van drank" op het aan die afgoden wijden van drankoffers.